In de GGZ

Onderzoek ggz & stigma

Cliënten in de ggz voelen zich vaak gestigmatiseerd door hulpverleners of in de hulpverlening. Dit blijkt uit – internationaal – onderzoek. De bereidheid van ggz-professionals om daar iets aan te doen is groot.

Uit onderzoek onder mensen met schizofrenie uit 27 landen bleek dat velen discriminatie ervaren in het contact met hulpverleners uit de somatische en geestelijke gezondheidszorg (Harangozo, 2014). Dit was ook een van de uitkomsten van de INDIGO-studie: een onderzoek in 28 landen, waaronder Nederland, naar discriminatie van mensen met schizofrenie. Respondenten ervaarden op vele terreinen discriminatie, ook in de hulpverlening. 58% voelde zich negatief bejegend door ggz-medewerkers: ze voelden zich wel eens respectloos behandeld, vernederd of gestraft.

Volgens onderzoek van Nordt et al. ervaren cliënten binnen de ggz gebrek aan acceptatie (47%), dat ze incompetent geacht worden (49%) en dat van hen geweld verwacht wordt (11%).

Schulze publiceerde een systematisch overzicht waaruit blijkt dat ggz-professionals niet zo gek veel verschillen van de algemene bevolking in hun opvattingen over cliënten. Ondanks hun grotere kennis en mate van contact met mensen met een psychische kwetsbaarheid.

OORZAKEN

Dat cliënten zich gestigmatiseerd voelen is duidelijk. De oorzaken zijn divers.

  • Cliënten vinden juist en zorgvuldig taalgebruik heel belangrijk. Bijvoorbeeld: zorgverleners (met name buiten de ggz) noemen cliënten met schizofrenie ‘schizofrenen’ en ‘psychotici’. Daarmee reduceren ze iemand tot een medische diagnose.
  • Patiënten en familieleden ervaren desinteresse en weinig begrip van de hulpverlener. Ze worden slecht voorgelicht of matig betrokken bij de behandeling.

Feit is dat voor de meeste mensen met een psychische aandoening herstel mogelijk is.

  • De psychiatrische diagnose werd tot voor kort ‘standaard’ gekoppeld aan een negatieve prognose: ‘Je zult ziek zijn voor de rest van je leven’. Feit is dat voor de meeste mensen met een psychische aandoening herstel mogelijk is.
  • Cliënten melden dat de behandeling vooral gaat over medicijngebruik of symptoombestrijding. Er is te weinig oog voor iemands ontwikkelingskansen.
  • De accommodatie en veiligheid in ggz-instellingen laat te wensen over.
  • De bejegening van – nieuwe – cliënten kan beter. Zo vertelt een cliënt die zich – na jarenlang twijfelen – bij de eerste melding aan de balie liet wegsturen na twee seconden, omdat ze de verkeerde papieren bij zich had.

HANDBOEK DESTIGMATSISERING

Wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van anti-stigmastrategieën is schaars. Het is een complexe problematiek. In het ‘Handboek destigmatisering bij psychische aandoeningen’: vind je een uitgebreid overzicht van het onderzoek dat er gedaan is. Het bevat zowel wetenschappelijk onderbouwde theorie als handzame strategieën, voorbeelden van succesvolle campagnes en aanbevelingen aan hulpverleners.

ONDERZOEK TRIMBOS: DRIEKWART GGZ-PROFESSIONALS WIL AAN DE SLAG MET DESTIGMATISERING

De Landelijke Monitor Ambulantisering en Hervorming Langdurige GGZ (LMA) van het Trimbos-instituut volgt het in Nederland in 2012 ingezette beleid rond ambulantisering. In de vijfde meting is speciale aandacht besteed aan het onderwerp stigma vanuit de ggz. Het Trimbos-instituut ondervroeg zowel mensen met een psychische aandoening als hulpverleners. Wat opvalt is dat hulpverleners hoger scoren op de vraag of stigmatisering in de ggz een probleem is dan cliënten: hulpverleners geven stigmatisering in de ggz gemiddeld een 6,7 en panelleden een 5,4 (1=geen probleem, 10=groot probleem). Ze geven aan dat stigmatisering nog geen regelmatig terugkerend gespreksonderwerp is binnen het team, maar ongeveer de helft van de hulpverleners verwacht dat er binnen het team zeker bereidheid is om met destigmatisering aan de slag te gaan. De eigen bereidheid is veel groter: bijna driekwart wil zelf actief met destigmatisering aan de slag gaan.

Download het rapport met de resultaten van de vijfde meting van de Landelijke Monitor Ambulantisering en Hervorming Langdurige GGZ (LMA) op de website van het Trimbos-instituut. In hoofdstuk 4 (vanaf pagina 33) en deelonderzoek 4 (vanaf pagina 167) komt het thema stigma aan bod.

ONDERZOEK IN OPDRACHT VAN SAMEN STERK

Shanon Klingendael deed in het kader van haar opleiding Communicatie en in opdracht van Samen Sterk zonder Stigma onderzoek naar sociale marketingcommunicatiestrategieën om managers in de branche van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) bewust te maken van stigma op de werkvloer, teneinde de bespreekbaarheid over psychische problemen bij GGZ-professionals zelf, te bevorderen. Uit haar literatuuronderzoek bleek dat professionals in de zorg grote waarde hechten aan hun werkpositie, die volgens hen in gevaar kan komen wanneer zij openlijk praten over psychische problemen (Henderson et al., 2012). In het onderzoek van Henderson et al., (2012) internaliseren veel hulpverleners de negatieve reacties van collega’s en anderen op hun psychische kwetsbaarheid. Veel hulpverleners blijven door hun psychische klachten thuis uit angst voor de reacties van anderen, wat het alsmaar moeilijker maakt om terug te keren op de werkvloer.

Onderzoeken laten zien dat de vooroordelen tot minder promotiemogelijkheden leiden, dat fouten worden toegeschreven aan de aandoening, tot roddelen en subtiele vormen van uitsluiting (Krupa et al., 2009). Uit angst voor dit soort consequenties durven werknemers met een psychische aandoening niet te zeggen wat er met hen aan de hand is. Een veelvoorkomende reden bij de respondenten om niet open te worden over eigen psychische klachten, is het gevoel van onveiligheid en angst.

Veel hulpverleners blijven door hun psychische klachten thuis uit angst voor de reacties van anderen, dat het alsmaar moeilijker maakt om terug te keren op de werkvloer.

Een van de opvallendste bevindingen uit Shanons veldonderzoek was de negatieve kijk van hulpverleners op zichzelf. Veel hulpverleners voelen zich onzichtbaar en schamen zich voor hun eigen problematiek wat leidt tot verzwijging en onderpresteren. Door zelf niet open te zijn over klachten, weet de omgeving echter ook niet wat er speelt en worden collega’s onbewust bevestigd in hun vooroordelen doordat het presenteïsme leidt tot lagere prestaties op het werk. Managers begrijpen waarom psychische problematiek op de werkvloer bespreekbaar moet zijn, maar de urgentie is er nauwelijks, waardoor uiteindelijk niks wordt gedaan. Het aanpakken van stigma wordt als eng beschouwd, omdat de taboesfeer zo groot is met nog weinig zekerheid over de positieve gevolgen, dat gewoontegedrag veiliger aanvoelt. De ontmoediging van open zijn over eigen kwetsbaarheden gebeurt al tijdens de opleiding tot hulpverlener met als redenen dat openheid leidt tot misbruik van cliënten en het verlies van professionele bekwaamheid. Hierdoor durven hulpverleners de stilte niet te doorbreken en blijven zij zich aanpassen aan anderen om zo niet afgewezen of ontslagen te worden.

ONDERZOEK AANPASSING OPLEIDING

Barbara Koppes deed in het kader van haar afstudeerscriptie Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) onderzoek naar stigmatisering binnen de hulpverlening en hoe een aanpassing binnen de opleiding kan bijdragen aan destigmatisering. Haar hogeschool, de Academie voor Sociale Studies aan Avans Hogeschool in ‘s-Hertogenbosch, biedt namelijk een minor ggz-agoog aan. Het doel van dit keuzeonderdeel is studenten meer inzicht geven in de psychopathologie en de complexe problematiek die hierbij komt kijken. Studenten leren om zoveel mogelijk in samenspraak met het cliëntsysteem een benaderingswijze te kiezen die recht doet aan het eigen probleemoplossend vermogen, eigen waarde en identiteit. Binnen de minor komen verschillende thema’s aan bod, zoals: volwassenpsychiatrie, forensische psychiatrie, dwang & drang en sociale netwerkbenadering. Ook ligt er nadruk op herstelondersteunende zorg en rehabilitatie.

Barbara onderzocht hoe Avans het programma van de minor ggz-agoog kan aanpassen, zodat stigmatisering onder beginnende hulpverleners tegengegaan kan worden. De hoofdvraag voor haar onderzoek luidde dan ook: “Hoe kan de minor ggz-agoog bijdragen aan destigmatisering van mensen met psychische kwetsbaarheden onder beginnende hulpverleners?” In haar scriptie schetst ze de context en komen de resultaten aan bod uit haar literatuuronderzoek, groepsgesprekken en interviews met studenten en docenten. Ze geeft een aantal adviezen en heeft bovendien een training destigmatiserend werken uitgewerkt die door de docenten van de minor gebruikt kan worden om het onderwerp aandacht te geven binnen de minor.

EFFECTIEVE METHODE TEGEN ZELFSTIGMA

Dolf Hollands deed onder begeleiding van drs. F. Khoenkhoen en dr. R. v.d. Sande aan de Hogeschool Utrecht ontwerpgericht onderzoek naar een effectieve methode in de aanpak van zelfstigma. Het doel van zijn onderzoek was een passende methode identificeren en ontwikkelen om de signalering en aanpak van zelfstigma bij patiënten met schizofrenie in de lokale basis-ggz structureel in de behandeling mee te nemen. Het bevorderen van maatschappelijk herstel is hierbij de uiteindelijke doelstelling.

Uit onderzoek blijkt dat zelfstigma een negatieve weerslag heeft op het herstel en de kwaliteit van leven van mensen met een psychische aandoening. In de lokale basis-ggz, zo blijkt uit Hollands’ onderzoek, bekent het merendeel van de hulpverleners weinig aandacht te hebben voor zelfstigma. Het komt vaak pas ter sprake als er al sprake is van stagnatie in het maatschappelijk herstel. Of als patiënten en naastbetrokkenen aangeven dat ze er hinder van ondervinden. Het merendeel van de behandelaren uit het onderzochte team geeft aan dat ze wel willen weten wat effectief is in de aanpak van zelfstigma.

Het onderzoek leidde tot een toolkit in de vorm van een overzichtelijke factsheet. Hiermee kun je de aanpak van zelfstigma structureel in de behandeling meenemen. Lees in het onderzoek van Dolf Hollands hoe de factsheet tot stand kwam.

Wil je meer weten over het onderzoek of de toolkit? Neem contact op met Dolf Hollands via dolf.hollands@mentrum.nl.