Ambassadeurs

Annemiek: ‘Ik kan een leuk persoon zijn mét psychische klachten’

‘Als ik terugkijk zie ik wel dat ik lange tijd niet echt mezelf was. Voor mijn gevoel moest ik dingen verbergen. Dat maakte me onzeker. Ook in de hulpverlening kreeg ik de eerste jaren niet waar ik behoefte aan had. Het was fijn om te vertellen waar ik mee zat, maar ik voelde me er niet beter door. Ik moest daar zelf uitbreken.’ Aan het woord is ambassadeur Annemiek. Ze heeft meermalen een depressie gehad. In de zomer van 2016 is ze afgestudeerd en nu werkt ze als freelance schrijver, programmamaker en dramaturg. Haar overlevingsmechanisme én medicatie stelt haar in staat om elke keer toch weer overeind te krabbelen en door te gaan. Ze omschrijft zichzelf als een optimistische pessimist: ‘Ik probeer – ondanks zware gevoelens en gedachten – toch zoveel mogelijk te genieten’.

‘Vorig jaar kreeg ik door verkeerde medicatie het serotoninesyndroom. Ik ging inwendig trillen, werd duizelig, voelde me misselijk en had waanbeelden en evenwichtsproblemen. Dit heeft een week geduurd. Het syndroom kan best gevaarlijk zijn. De medicatie was voor mij echt niet oké. Nadat ik mijn oude medicatie weer oppakte en de symptomen verdwenen, was ik er een soort van klaar mee. Ik wilde iets positiefs doen. Ik heb een blog geschreven en op Facebook gezet. Binnen twee dagen werd het meer dan 3000 keer gelezen. Ik kreeg veel reacties en privéberichten. Dat het zo herkenbaar was, dat het goed was dat ik het opengooide. Ik had andere reacties verwacht. Zoiets als aansteller. Misschien denken mensen dat wel, maar die reacties komen niet bij mij. Ik wilde hier meer mee doen. Toen ik de website van Samen Sterk zonder Stigma vond, wist ik: dit past bij mij. Ik wil laten zien dat ik een leuk persoon kan zijn mét psychische klachten.’

AFWEZIG

‘Mijn eerste depressie kreeg ik al in de puberteit. Ik was 15 en somber. Ik had zware gedachten, en kon uiteindelijk alleen nog veel huilen. Sociaal raakte ik verstrikt. Ik wist niet hoe ik me moest uiten. Maar niemand wist ervan. Dat kreeg ik later ook te horen: “goh, dat heb ik nooit geweten”. Hoewel er wel oordelen waren, bijvoorbeeld als ik niet op feestjes verscheen. Toen ik 16 was zeiden mijn ouders: we moeten iets doen. Er kwam contact met een psycholoog. De gesprekken waren fijn, maar maakten niet dat ik me beter ging voelen. Ik ging van atheneum 5 naar havo 4 om wat rustiger aan te doen en veranderde van school. Die laatste anderhalf jaar was ik veel afwezig. School was niet meer het belangrijkste in mijn leven en mijn diploma zou ik toch wel halen.’

‘Ik ben daar uitgebroken door toch te gaan studeren. Ook al werd er gezegd dat ik daar niet klaar voor was.’

‘Toen ik slaagde voor mijn havo, ging ik in deeltijd therapie. Twee dagen in de week naar de plaatselijke GGZ. Ondertussen had ik een bijbaan in het theater. Slechts een handjevol mensen wisten wat er echt speelde. Verder vertelde ik het niemand. Ik schaamde me en was bang dat er écht iets flink mis met me was. Het voelde alsof ik nooit helemaal mijzelf kon zijn omdat ik altijd iets te verbergen had wat ik niet kon vertellen.’

‘De hulpverleners wilden een diagnose stellen. Ik werd bijvoorbeeld getest op autisme en een bipolaire stoornis, maar geen label voldeed. Mijn liefde voor theater werd als een obsessie gezien. Het was een uitlaatklep, waar ik op dat moment veel behoefte aan had. Jezelf onderdompelen in een andere wereld en je eigen zorgen vergeten. In de deeltijdgroep werd ik als koppig ervaren omdat ik me niet wilde neerleggen bij de situatie. Ik wilde graag ‘normaal zijn.’ De adviezen die ik kreeg verstikten mij. Ik moest mijn denken, handelen en voelen tot in de puntjes uitpluizen, terwijl ik soms gewoon echt niet kon uitleggen waarom ik me zo zwaar voelde. Ik voelde me niet serieus genomen.’

OOK AMBITIES

‘Op mijn twintigste ben ik daar uitgebroken door tóch te gaan studeren. Ook al werd er gezegd dat ik daar nog niet klaar voor was. Ik verhuisde naar Groningen en ging op mezelf wonen. Ik ben blij dat ik toen niet naar de hulpverleners geluisterd heb. Nu heb ik maar mooi dat papiertje in handen. Ik vind het wel heel erg dat dit soort dingen gezegd worden. Een heleboel dingen kunnen juist wél. Zolang je de juiste handvatten zoekt en aangeboden krijgt, kun je meer dan je denkt! De eerste vijf depressie-jaren weigerde ik om antidepressiva te gebruiken. Ik zag mijn klachten niet als ziekte en wilde het graag zelf oplossen. In Groningen werd ik begeleid door een psychiater van het UCP. Daar werd ik goed geholpen. Men begreep dat ik naast mijn klachten óók ambities had. Dat ik kon genieten van studeren en dat ik dat liever deed zonder de depressieve klachten.’

‘Uit goede bedoelingen vullen mensen dingen voor je in’

‘Het was niet makkelijk, maar het eerste medicijn dat ik aangereikt kreeg, sloeg aan. Daarnaast ging ik hardlopen, deed ik aan mindfulness en volgde een soort van depressiecursus. Dit waren colleges waar je leerde wat je, als je last hebt van depressie, kunt doen om jezelf op de been te houden. Elk uur stond in het teken van een onderdeel van het dagelijks leven; bijvoorbeeld voeding, ritme en sport. Ik voelde me serieus genomen. En daar had ik veel behoefte aan. Op een positieve manier kijken naar mogelijkheden. Verder waren de adviezen heel concreet en praktisch. Het is niet zaligmakend en in zeer slechte tijden ook niet uitvoerbaar, maar geeft wel een richtlijn om mezelf op de rit te houden.’

‘Bijna drie jaar was ik depressievrij. Ik verhuisde naar Amsterdam en liep stages, maar tijdens mijn Master was daar toch een grote terugval. Achteraf kan ik goed verklaren waardoor dat kwam. Ik voelde me niet op mijn gemak bij deze studie. Na het serotoninesyndroom – in maart 2016 – verviel ik in een soort overlevingsmechanisme omdat ik graag wilde afstuderen. Dat is gelukt, maar ik zag ook dat ik op deze studie nooit echt op mijn plek ben geweest. Sinds eind 2016 gaat het weer goed met me. Ik kan inmiddels haarfijn het verschil tussen verdriet en depressiviteit aanvoelen. Wanneer dat zware, onheilspellende gevoel van depressie verdwijnt, voelt dat als een bevrijding en kun je ook beter voor jezelf zorgen. Ik vind het soms lastig om grenzen te bewaken, maar merk dat ook dat beter gaat, zolang ik geen depressieve gevoelens heb. Hopelijk helpt dat om een volgende depressie te voorkomen.’

IK BEN IK

‘Toen ik 16 was vertelde ik niets, wilde niet dat mensen negatieve dingen over mij dachten, dat anderen zouden oordelen, mij niet serieus zouden nemen. Ook speelt mee dat je dan nog zoekende bent naar wat je mankeert. Ook in het latere leven heb ik ervaren dat mensen soms denken te weten hoe ze je moeten helpen. Uit goede bedoelingen denken ze te weten wat je nodig hebt. Dat voelt verstikkend. Inmiddels ken ik mezelf goed, weet ik aardig wat ik nodig heb en ben van nature een beetje een einzelgänger. Ik durf nu mezelf te zijn en sta sterk in mijn schoenen. Ik ben ik en daar moeten jij en ik het mee doen. Dat klinkt stoer en zo voelt het lang niet altijd maar daar probeer ik wel bij te blijven. Ik vecht al tegen mijn depressies, dat is genoeg.’

‘Ik probeer altijd van kleine dingen te genieten. ‘

‘In een mindere periode isoleer ik mijzelf wat vaker. En ik accepteer dat sommige dingen niet gaan. Mensen zeggen wel eens: je moet juist wel naar buiten, juist wel naar dat feestje. Maar ik weet zelf dat sociale gebeurtenissen dan teveel zijn. Mijn nabije omgeving weet en accepteert dat. In zo’n periode vind ik het bijvoorbeeld heel fijn als de focus niet bij mij ligt, maar bij de ander. Mijn vriend of beste vriendinnen vertellen dan meer over hun werk en over henzelf. Ik kan in de ander nog steeds interesse tonen, ik hou van de verhalen en kan lachen om een grappige gebeurtenis. En gesprekken zijn zo veel lichter en voor mij niet meer verstikkend. Het geeft geen zin om steeds maar over die depressieve gevoelens te praten, daar gaan ze niet van weg. Ik probeer altijd – zelfs in de zwaarste periodes – van kleine dingen te genieten. Ik heb een heel waardevol en sterk sociaal vangnet van vrienden en familie om me heen. Dat koester ik.’

OPLUCHTING

‘Als het iets beter gaat, dan kan ik zelf ook wel weer dingen oppakken. Ik heb in die elf jaar een overlevingsmechanisme opgebouwd waarmee ik kan functioneren. Wel merk ik dat het soms ingewikkeld blijft om grenzen aan te geven. Uit goede bedoelingen vullen mensen dingen voor je in.’

‘Als je dan je grens aangeeft, dan zijn ze soms een soort van beledigd. ‘We zijn er toch voor je?’ Ja, maar ik moet ook trouw aan mijzelf zijn. Soms stoot je mensen tegen het hoofd. Maar ik probeer nu wel duidelijk te zijn.’

‘En het sterkt ook mijn zelfvertrouwen.’

‘Wat ik zou willen zeggen tegen mensen een psychische kwetsbaarheid: sinds ik er open over ben krijg ik juist minder negatieve reacties. Vooral van mensen die je voorheen niet begrepen. Ze trokken eerder verkeerde conclusies. Bovendien voelde het voor mij als een grote opluchting om gewoon te kunnen zijn wie ik ben. En het sterkt ook mijn zelfvertrouwen. Ik heb gemerkt dat mensen met psychische klachten vaak óók sterk zijn, juist door wat ze hebben meegemaakt.’