Door: Kim
Zo luidt de titel van het interview over mij en mijn blog in de Folia. De voorpagina van het magazine was duidelijk niet gemaakt door de interviewster. Tijdens het interview hadden we het over de missie van mijn eigen website: het verminderen van stigma over psychische problemen. De zin op het voorblad leek die boodschap juist tegen te spreken; het kwam nogal bot over. Ik ben al jaren niet meer opgenomen geweest en dus al een tijd geen psychiatrisch patiënt meer. De enige die mij nu nog cliënt noemt – niet direct natuurlijk – is een vrijgevestigde psychotherapeut. Ik probeer juist heel erg mezelf niet meer te zien als cliënt of patiënt, maar als Kim: dochter, vriendin en bijna hulpverlener. In dit blog wil ik uiteenzetten hoe het is om te studeren voor hulpverlener, terwijl ik zelf nog hulpverlening nodig heb.
CLIËNT CARRIÈRE
Vanaf mijn 14e tot en met mijn 26e ben ik bijna non-stop in therapie geweest. De oplettende lezer heeft het al door: juist, ik ben nu 26 jaar oud en dus al 12 jaar in therapie. De korte periode bij een kinderpsychiater toen ik 6 jaar was, hierbij niet meegeteld. In al die tijd is er maar een periode van 4 maanden geweest waarin ik geen therapie had; een periode waarop ik het zonder wilde proberen. Al gauw bleek dat ik daar nog niet klaar voor was: het ‘uit therapie gaan’. Wel is het nog steeds mijn doel, vandaar ook de naam van mijn website en blog.
Vanaf kleins af aan zijn er dingen in mijn leven gebeurd (in vaktermen: life-events) die een grote impact hadden op mij en mijn directe omgeving. Deze gebeurtenissen hebben mij gevormd tot wie ik nu ben. Daarbij horen o.a. enkele copingsmechanismen die ik toentertijd nodig had om te overleven, maar mij nu helaas juist belemmeren in mijn leven. Een vraag die ik wel eens voorbij hoor komen: waarom maakt de één nare dingen mee en kan diegene gelukkig verder leven, terwijl de ander psychisch ziek wordt en zich vervolgens door het leven heen moet ploeteren? Door mijn opleiding weet ik dat het te maken kan hebben met erfelijke aanleg of met aangeboren temperament wat je gevoeliger kan maken voor het ontwikkelen van psychische ziekten.
Zo heb ik met mijn persoonlijkheidskenmerk ‘perfectionisme’, statistisch gezien meer kans op het ontwikkelen van een depressie, burn-out en/of misschien wel een eetstoornis. Daarnaast denk ik dat het ook te maken kan hebben met omgevingsfactoren; een warm nest had mij denk ik beter kunnen ondersteunen in zware tijden, dan een afstandelijk nest dat het eigenlijk zelf ook niet zo goed weet door eigen moeilijkheden. Of iemand anders niet ziek geworden zou zijn door hetzelfde meegemaakt te hebben als ik, is moeilijk te achterhalen. Psychische ziekten komen namelijk in mijn familie vaker voor dan alleen bij mij.
“Je hebt je leven lang jezelf aangeleerd om te dealen met bepaalde situaties…”
De reden dat ik op het moment nog steeds hulpverlening nodig heb?
Een oud-therapeute legde het als volgt uit: “Je hebt je leven lang jezelf aangeleerd om te dealen met bepaalde situaties; je hebt copingsmechanismen ontwikkeld. Deze mechanismen waren destijds nodig om deze periodes te kunnen ‘overleven’, maar zijn nu juist belemmerend geworden in je leven omdat de situatie van toen inmiddels anders is. Het aanleren van deze mechanismen hebben jaren geduurd, dus je kunt verwachten dat het afleren van deze mechanismen ook flink wat jaren nodig zal hebben.”
HULPVERLENER CARRIÈRE
Eind juni dit jaar heb ik – als ik niet nog meer vertraging oploop – mijn derdejaarsstage afgerond en hoef ik alleen nog maar mijn vierdejaarsscriptie te doen. In de zomer van 2018 zal ik dan eindelijk afgestudeerd zijn en mag ik mezelf officieel hulpverlener (SPH’er) noemen.
Nog steeds is mijn identiteit als hulpverlener een zoektocht. Dit hoort natuurlijk bij de opleiding en je beroepsontwikkeling als student. Bij mij heeft het echter ook te maken met het feit dat ik zelf altijd nog in therapie ben geweest tijdens mijn opleiding. Dit maakte dat ik wel eens last had van rol verwarring. Denk aan rollenspellen moeten doen, terwijl je nog een voltijd dagbehandeling volgt en van college naar therapie vliegt en andersom. Om even een beeld te schetsen: 11:00 uur was ik patiënt en groepsgenoot bij de dagopening, om 13:00 uur was ik hulpverlener in een rollenspel bij het vak gespreksvaardigheden, om 15:00 uur weer moeder van een groepsgenoot te spelen bij de therapie psychodrama.
“Hierdoor voelde ik me in een patiënten-/cliënten rol gedrukt…”
Toen ik mijn eerste derdejaarsstage ging lopen had ik ook last van rol verwarring in contact met mijn therapeute. Op stage kreeg ik steeds leuker contact met collega-hulpverleners en ook buiten werktijden kreeg ik wel eens lift naar het busstation waarbij een behandelaar wat vertelde over haar privéleven. Tijdens mijn therapie zat ik dan weer tegenover een behandelaar, de mijne, die helemaal niets loslaat over haar privéleven en verwacht dat ik vooral over mezelf praat. Hierdoor voelde ik me in een patiënten-/cliënten rol gedrukt, terwijl het op stage steeds meer lukte om mezelf als hulpverlener te gaan zien. Inmiddels heb ik hier in therapie nog maar weinig last van. Het helpt dat mijn psychotherapeute mij naast als cliënt, ook benadert als een mede-hulpverlener; ze vraagt eerst of ik een begrip ken voordat ze een hele uitleg geeft en we kunnen praten in vaktermen. Dit vind ik erg fijn en niet alleen bevorderlijk voor de behandelrelatie, maar ook voor mijn herstel.
“Wat vertel ik wel en wat vertel ik niet?”
Een andere moeilijkheid tijdens mijn studie is altijd geweest: wat vertel ik wel en wat vertel ik niet?
Zoals beschreven op de pagina ‘waarom‘ bij mijn opname verhaal, voelde ik toen ik net begon met mijn studie dat er geen ruimte was voor eigen ervaringen. Vaak heb ik in een college gezeten waar ik redelijk wat aan kennis had kunnen aanvullen bij de aangeboden stof vanuit mijn eigen ervaring, maar heb altijd stilzwijgend aangehoord wat ik al wist of waar ik een nuance in aan had kunnen brengen. Dat klinkt misschien arrogant (vooral voor iemand die in therapie werkt aan een beter zelfbeeld), maar ik had me bijvoorbeeld voor mijn studie al veel ingelezen over mijn eigen diagnoses en daarmee al heel wat theoretische kennis opgedaan met betrekking tot psychopathologie.
Een ander voorbeeld: meerdere keren heb ik geluisterd naar een ervaringsdeskundige die in de les zijn/haar ervaringsverhaal kwam vertellen, terwijl ik met een soortgelijk ervaringsverhaal zat te luisteren en te acteren alsof horen over bijv. een crisisopname ook voor mij nieuw was. Ik had de angst dat als ik zou vertellen dat ik zelf psychisch ziek ben en redelijk wat ervaring heb met behandelingen in de GGZ, docenten en medestudenten mij als incompetent zouden zien als hulpverlener. Je moet immers zelf helemaal psychisch gezond zijn om hulpverlener te kunnen zijn, heerst het idee.
ZELFSTIGMA
Gedurende mijn studie heb ik veel last (gehad) van zelfstigma;
ik heb vaak de angst dat ik nooit een goede hulpverlener kan zijn omdat het mij nooit zal lukken volledig te herstellen. Ook vul ik soms in voor anderen (collega’s, medestudenten en directe omgeving), dat zij mij meer zien als cliënt/patiënt dan hulpverlener als ik vertel over mijn ervaring(-skennis).
Wat is zelfstigma?
Afgezien van zelfstigma, heb ik ervaren dat er binnen de opleiding ook daadwerkelijk weinig ruimte was voor de eigen ervaring van studenten. Dat terwijl je regelmatig hoort dat een groot aantal studenten SPH gaan studeren omdat zij zelf of in hun omgeving te maken hebben gehad met psychische ziekten. Gelukkig lijkt hier verandering in te komen!
KIM, HULPVERLENER EN SLECHTS NOG EEN BEETJE ZIEK
Het is mijn persoonlijke leerdoel tijdens de resterende tijd van mijn studie om mijn twee identiteiten: hulpverlener en cliënt, niet los van elkaar te zien, maar dat zij samenkomen als geheel. De leerlijn om ervaringskennis te ontwikkelen die mijn opleiding sinds kort aanbiedt, helpt mij daarbij! Als ik afstudeer, ben ik dankzij deze leerlijn niet alleen SPH’er, maar ook ervaringsdeskundige. Het hielp ook ontzettend dat mijn docenten van de vierdejaars minor vorig jaar aan zelfonthulling hebben gedaan: het bleek dat ook zij hulpverlener zijn met eigen ervaring in de GGZ. Het kan en mag dus! Ook ontkracht het mijn angst: deze mensen hebben nog steeds in enige mate last van psychische problematiek, maar zijn toch competent als hulpverlener én docent.
“Deze mensen zijn voor mij ook een inspiratie…”
Zo helpt ook het op Twitter volgen van hulpverleners als Menno Oosterhoff, Remke van Staveren en Clara Koek-Michels voor mij om deze angst te ontkrachten. Deze mensen zijn voor mij ook een inspiratie en voorbeeld omdat zij in de (social) media openlijk uitkomen voor hun diagnose, maar daarnaast ook tweeten als enige andere deskundige psychiater. Daarmee dragen zij meer bij aan het doorbreken van het taboe en het stigma, dan door onder een pseudoniem te tweeten en bloggen.
Ik moet zeggen, mijn herstel duurt dan wel lang, maar het komt steeds dichterbij: ik heb ontzettend veel stappen gezet sinds mijn eerste behandeling en kan nu al zeggen dat ik van ver ben gekomen. Ook in het ontwikkelen van mijn beroepsidentiteit zit schot: ik weet in ieder geval dat ik mijn eigen ervaring niet meer bij mij wil dragen als geheim, terwijl ik het ook kan inzetten om toekomstige cliënten te helpen. Op mijn (tweede derdejaars) stage ben ik daar al mee begonnen: ik loop op het moment stage in de GGZ jeugdpreventie (van angst en depressie) en werk o.a. met kinderen van ouders met psychische problematiek (KOPP-kinderen genoemd). Tegen mijn collega’s ben ik beetje bij beetje steeds opener over mijn eigen ervaring. Gelukkig zien ook zij het als meerwaarde en stimuleren zij mij juist om mijn ervaring in te zetten tijdens de preventiecursussen. Het bewijs is een super lieve kerstkaart dat ik kreeg met de tekst: “We zijn zo blij dat je bij ons stage bent komen lopen. Door je persoonlijke, verdrietige, verhaal, kun jij onze kinderen juist veel kracht bieden!” Dan heb je toch een top stageplek getroffen?!?!
“Toch zal ik realistisch moeten blijven kijken naar mijn gezondheid en functioneren…”
Zelf merk ik dat ik door mijn ervaring een sterk analytisch vermogen heb; observeren en signaleren zijn sterke kanten van mij. Door de scherp afgestelde antennes die ik vroeger nodig had om de sfeer in huis aan te voelen en me zo nodig terug te trekken, voel ik nu (op stage) sneller aan wie in een groep zich niet goed voelen of zich anders gedragen. Ook trekken de stille- en teruggetrokken kinderen sneller naar mij toe dan naar sommige andere collega’s, omdat zij het waarschijnlijk als prettig ervaren dat ik zelf ook introvert ben en stil/rustig overkom. Zo is het voorgekomen dat kinderen die bijna nooit wat zeggen, wel met mij ineens een gesprek aangaan. Ook zie ik de stille kindjes minder snel over het hoofd dan collega’s; ik was immers zelf ook een stil- en teruggetrokken kind, dus ik herken bijvoorbeeld dat zij zich onzichtbaar kunnen maken in een groep. Best wel toffe voordelen van zelf een moeilijke thuissituatie te hebben gehad, toch?
“Toch zal ik realistisch moeten blijven kijken naar mijn gezondheid en functioneren…”
Toch zal ik realistisch moeten blijven kijken naar mijn gezondheid en functioneren; ik heb niet voor niets vertraging opgelopen tijdens mijn studie. Het volgen van een opleiding is door het ziek zijn erg zwaar. De mogelijkheid dat ik door mijn gezondheid (nog) niet in staat ben te werken na mijn studie, moet ik helaas in mijn achterhoofd houden…
Meer lezen van Kim? Ze schrijft ook blogs onder haar pseudoniem ‘Lyka’. Je kunt haar blogs hier bekijken.